Waarschuwing

Deze website bevat schokkend beeldmateriaal.

Klik om door te gaan

Ronald Ophuis - Execution (1995)

In het werk van de Nederlandse kunstenaar Ronald Ophuis (1968) zien we situaties waarin expliciet geweld vaak domineert; een groep kindsoldaten dat op het punt staat een zwangere vrouw open te snijden, een gevangenisscène waarin een jongeman verkracht wordt, twee rokende soldaten naast het in elkaar gedoken lichaam van een bebloede man. Ophuis reist heel de wereld af waar hij op zoek gaat naar mensen die getuige zijn geweest van dergelijke situaties. Zijn werk van de laatste jaren gaat voornamelijk over Afrikaanse landen als Rwanda en Sierra Leone; landen verscheurd door burgeroorlogen, genocide en andere ellende. Zijn schilderijen zijn verbeeldingen van verhalen die hij tegenkomt op zijn reizen naar deze landen. Het werk zelf is echter pretentieloos. Het is hem niet te doen om het onrecht aan de kaak te stellen, medeleven te tonen met de slachtoffers of ons aan het denken te zetten over de situatie in Afrika, zoals vrijwel alle fotografie gewijd aan dit onderwerp wel tot doel heeft. Ophuis heeft naar eigen zeggen van jongs af aan al een fascinatie gehad voor het gewelddadige gedrag dat mensen kunnen tonen in extreme situaties. Juist omdat hij geen progressieve beweegredenen heeft wordt Ophuis nog als eens verweten dat zijn werk slechts een weergave is van expliciete scènes waar hij het publiek mee wil shockeren. Haast alsof hij een dader is die indirect geweld toedient aan zijn publiek. [9]

Naast het verschil in achterliggende activistische inslag is er ook nog het grote verschil dat oorlogsfotografie een registratie is van een waar gebeurde, bijgewoonde gebeurtenis en het werk van Ophuis een achteraf gecreëerd en geconstrueerd beeld is van iets dat hem verteld is. Dat maakt het fotografische beeld voor velen oprechter, ‘echter’ en daardoor ook urgenter.

Maar is Ophuis te verwijten een dader te zijn door het vervaardigen van expliciete gruwelijkheden? Naar eigen zeggen begrijpt de schilder heel goed dat zijn werk voor velen een pijnlijke, gruwelijke confrontatie kan zijn. De werken tonen immers de mens van zijn meest lugubere, donkere kant. Juist de wetenschap dat alle schilderijen gebaseerd zijn op verhalen en ervaringen van mensen die deze onvoorstelbare gruwelijkheden aan den lijve ondervonden hebben, maakt het werk extra intens. Maar welke functie heeft het tonen van deze scènes voor de schilder? Hij lijkt slechts door fascinatie voor de extremen in het menselijk handelen te zijn gedreven. Ik vind het werk ontzettend intrigerend. Het toont extreme situaties waarin het menselijk handelen tot het onmenselijke (het beestachtige) wordt gebracht. Naar mijn mening geeft Ophuis’ werk ook heel sterk weer dat voor dergelijke gruwelijkheden geen extreem geweld-dadige mensen nodig zijn, maar extreme situaties die dit in de mens losmaakt.

Zelfs met de 'safesearch' filter op zijn strengst ontkom je niet aan de confrontatie met expliciete beelden
Bron: Google

Hoe adequaat is de huidige censuur voor de virtualisering van de conventionele media?

Voor de komst van het wereldwijde web (1991) waren we als publiek afhankelijk van de media om actualiteiten en informatie over zaken die zich buiten onze kringen om afspeelden. Zodra er besloten werd bepaalde informatie of beelden te filteren waren deze ook niet toegankelijk voor het publiek. Bovendien las men vaak maar een bepaalde krant, keek het achtuurjournaal en luisterde naar het nieuws op een bepaalde radiozender. Nadat internet voor iedereen beschikbaar werd en het informatieverkeer steeds meer naar dit medium begon te verplaatsen, kwam hier verandering in. Vooral bij de jongere generaties, welke zeer adept is met het internet (meer dan 85% van de jongeren zit dagelijks op internet). Veel minder mensen kijken naar het journaal of zijn geabonneerd op een krant. Nieuws en actualiteit wordt veel meer geconsumeerd middels verschillende nieuwswebsites. En zodra een kanaal niet bericht over een bepaald onderwerp, is het heel gemakkelijk om andere kanalen te raadplegen om hier meer informatie over te vinden. Het internet heeft het publiek de mogelijkheid gegeven om heel gemakkelijk informatie en beelden van veel verschillende bronnen en kanalen te consumeren. Echter, veel online kanalen en nieuwswebsites hanteren dezelfde maatstaven binnen de censuur als hun gedrukte tegenhangers. Zo zullen websites van een krant geen explicietere beelden tonen dan in de gedrukte versie.

Maar daar waar voorheen gecensureerd beeld (nagenoeg) nergens getoond werd, is deze nu vrij toegankelijk op exact hetzelfde medium als waar de censuur op toegepast wordt. Dit levert verschillende dilemma’s op; de zelfbescherming die je als kijker/lezer bij de oude, conventionele kanalen hebt valt voor een groot deel weg. Bij het lezen van de krant of het kijken van het journaal weet je dat de heftigste beelden niet getoond zullen worden. Er is namelijk een duidelijke partij die de redactie voert. Wanneer je in Google een zoekterm invoert krijg je duizenden ‘hits’ die gerelateerd zijn aan deze zoekterm. De bronnen van de resultaten zijn uitermate divers en kunnen naast zorgvuldig geverifieerde berichten ook veel meer ruis bevatten. Om je als internetbezoeker toch in te kunnen dekken tegen ongewilde confrontaties met heftig beeldmateriaal zijn er allerlei filters die de zoekresultaten voor je filtert. Echter, deze systemen zijn nooit zo geavanceerd dat dit naar volle toebehoren werkt. Zelfs met het strengste filter toont Google nog verschillende heftige beelden. Je hoeft dus lang niet altijd gericht te zoeken naar dergelijke beelden om erop te stuiten. Het andere dilemma is dat door de aanwezigheid van het beeld, dit ontegenzeggelijk geconsumeerd zal worden door mensen. En doordat er amper tot geen context aan deze beelden wordt toegekend is de kans op misinterpretatie bijzonder groot. Bovendien wordt het beeld vervolgens veelal geconsumeerd zoals men gebruikelijk in aanraking komt met dergelijk expliciet beeldmateriaal, als fictie; puur sensatie en vermaak.

Is de huidige vorm van censuur nog wel adequaat als de media in de toekomst steeds virtueler zullen gaan worden? Sommige nieuwswebsites voegen schokkende beelden wel toe aan artikelen, maar tonen een waarschuwing eer je deze beelden kunt bezien. Echter, dit gebeurt nog steeds vrij weinig. De keuzes die censureren met zich meebrengen zijn grofweg op te delen in drie stappen; het wél tonen van beeld, het ingrijpen in beeld door heftige elementen te blurren/pixelen/af te plakken, of het helemaal niet tonen van beeld. Mijns inziens ontbreekt hier een stap, namelijk het wel tonen van het beeld in alle hoedanigheid, maar het voorzien van duidelijke context en een waarschuwing om men te behoeden. Bij het samenstellen van een nieuwsbulletin in een televisie uitzending of het vullen van een krant snap ik de hiërarchie binnen deze stappen. Het is immers erg lastig om een speciale sectie in de krant te voegen waar de heftige beelden wel in staan of om een journaal af te sluiten met enkele schokkende beelden. Op deze wijze wordt het haast tot een soort verborgen sensatie, een verboden vrucht en krijgt het bijna een peepshow-achtig karakter. Maar nu de stap naar een interactieve omgeving gemaakt is, wat gebaseerd is op hyperlinks, lijkt het me het medium bij uitstek om hier de mogelijkheden van te benutten en de maatstaf van de censuur meer bij de ontvanger te leggen dan bij de zender. Als nieuwsconsument heb je deze keuze toch al veel meer in de hand, gezien we enkele muisklikken verwijderd zitten van een eindeloze stroom aan beeld en informatie. Echter, soms levert het zoeken naar deze beelden vaak zoveel irrelevante, banale, immorele ruis op wat in sommige gevallen schokkender is dan waar naar gezocht wordt.

De reacties van vier verschillende personen die naar een fragment kijken waarin twee Mexicaanse mannen worden verhoord en geëxecuteerd. Heel duidelijk is de verschillende mate waarin de personen reageren op de expliciete beelden die met geen mogelijkheid door het censuursberleid van de conventionele media zou komen.

Kun je met één maatstaf meten en een drempel van censuur vaststellen?

Het probleem dat echter ontstaat bij het handhaven van censuur is dat deze wordt afgestemd op de personen met een wat zwakkere maag. Dit is natuurlijk niet te vermijden. Het zou natuurlijk niet goed zijn wanneer mensen huiverig zijn om de krant open te slaan of het journaal aan te zetten met de onderhuidse angst dat ze plots geconfronteerd zullen worden met beelden die hen rusteloze nachten zullen bezorgen.

Als experiment heb ik verschillende personen een video laten zien van een executie van twee Mexicaanse mannen. Hierin zijn heel duidelijk vier verschillende niveau’s van reacties te zien. Een meisje reageert bijzonder heftig op het getoonde beeld; voor haar is een vorm van censuur absolute noodzaak. Een ander meisje reageert vrijwel onbewogen op het gehele schouwspel; naar haar eigen zeggen zouden de media censuur wel wat losser mogen toegepassen. Kortom, waarmee de één tegemoet gekomen wordt, wordt de ander benadeeld. Zoals ik al zei is dit onvermijdelijk.

Alhoewel, binnen andere genres van bewegende media worden verschillende waarschuwingen gebruikt om de personen met een zwakkere maag te behoeden voor gruwelijke scènes. Zo is het verplicht dat iedere film wordt gelabeld door kijkwijzer op leeftijdsgeschiktheid en de aanwezigheid van bepaalde heftige elementen, zoals geweld, seks of grof taalgebruik. Het betreft hier in de meeste gevallen wel fictief beeldmateriaal, waardoor de connotatie van heftige scènes heel anders ligt dan wanneer we weten dat de stoffelijk overschotten in beeld echt zijn. Maar de kijkwijzerlabels worden echter ook steeds vaker vermeld bij documentaires. Zo zag ik onlangs nog The Cove (Louie Psihoyos, 2009) over de meedogenloze moord op dolfijnen in Japan. [5] Deze documentaire kreeg dezelfde labels toegewezen als menig actiefilm of thriller. Een fictieve film wordt zodoende langs dezelfde maatstaf gelegd als een documentaire waarin verslag wordt gedaan van de werkelijkheid. Eigenlijk is het journaal een van de weinige programma’s waar dergelijke waarschuwingen niet vermeld worden. Wel wordt door de nieuwslezer(es) beeld dat door de redactie als heftig beschouwt aangekondigd met een “de volgende beelden kunnen als schokkend ervaren worden”. Vaak betreft het in dit geval beeld waar op de achtergrond een gewond persoon zichtbaar is of waarin geschoten wordt. Maar de expliciete waarde van de getoonde gruwelijkheden verschillen behoorlijk van een door kijkwijzer gelabelde documentaire, terwijl beiden berichten over zaken die werkelijk gebeuren. Waarschijnlijk komt dit doordat een documentaire de diepte ingaat over één bepaald onderwerp, waarbij aanwezige schokkende elementen niet zomaar weggelaten kunnen worden. De kijkers hiervan zijn in de meeste gevallen ook geïnteresseerd in het specifieke onderwerp. Het journaal brengt daarentegen verschillende berichten en onderwerpen in een notendop aan een publiek, dat niet eenduidig geïnteresseerd is in één specifiek onderwerp.

Ik ben ook niet van mening dat het journaal een ‘gruwelrubriek’ moet gaan krijgen waarin ze heftige beelden tonen, want op die manier krijgt het weer een soort sensatiekarakter. Maar net zoals reclames met naakte dames die de kijker hijgend aansporen te bellen naar een 0906-nummer pas mogen worden vertoond na elf uur ‘s avonds zou ook het elfuurjournaal bepaalde beelden die drie uur eerder niet getoond konden worden wellicht een plek kunnen geven.

Ben ik een dader, een sensatietoerist, een sadist, een gevoelloos persoon of betuigt het van empathie?

Maar waarom wil ik het met alle geweld zo graag over zulke heftige onderwerpen hebben? Een vraag die onlosmakelijk verbonden zit aan mijn werk. En wat maakt het mij dat ik deze onderwerpen aansnijdt en het publiek confronteer met thema’s en beelden die ze liever uit de weg zouden gaan?

Er zijn weinig tot geen beelden die bij mij blijven spoken nadat ik ze gezien heb. Nachtmerries na het zien van gruwelijkheden komen ook niet voor. Op het eerste oog lijk ik empathisch gehandicapt wanneer het aankomt op het tot mij nemen van beeldmateriaal; een eigenschap dat velen toe zullen kennen aan sadisten, daders of sensatietoeristen. Maar is het echt nodig om (zwaar) ontdaan te zijn na het aanschouwen van leed of gruwelijkheden om empathisch te zijn?
Na het getuigen van iets gruwelijks voelen veel mensen een empathische houding jegens het slachtoffer (of nabestaanden). Het is vaak gemakkelijker om je te verplaatsen in deze rol dan in de rol van de dader, de aanstichter van het geweld of de ellende. Hoe zou het zijn wanneer een medestudent plots een wapen trekt en om zich heen begint te schieten? Hoeveel verdriet zou ik hebben wanneer ik naasten zou verliezen aan een executie door een drugskartel?
Dit zijn ook gedachten die ik heb wanneer ik gruwelijke beelden zie, maar daarnaast vind ik het even interessant, al dan niet interessanter om mij af te vragen wat er nodig zou zijn eer ik een wapen zou trekken en om me heen zou gaan schieten of hoe het zou zijn als ik gedwongen zou worden om twee drugssmokkelaars te executeren met een kettingzaag of een dolk.
Deze identificatie met de daders is niet omdat ik zelf graag in diens schoenen zou willen staan, maar veel meer omdat ik van mening ben dat het in ieder mens sluimert en iedereen in staat zijn de meest gruwelijke daden te verrichten. Dit maakt dat ik mij tot daders van veel gruwelijke daden kan verhouden en veel meer geïntrigeerd ben door de beweegredenen dan door het verdriet dat het aanricht.

Ik zie mijzelf hierbinnen niet als een sadist, omdat ik nooit tot doel heb mensen in onbehaaglijkheid te brengen of ze intentieloos gruwelijkheden tonen. Ik beschouw mezelf ook niet als sensatietoerist, al kan ik me ook niet volledig vrijspreken van sensatiezucht. Wanneer ik iets ter ore kom over heftige, obscene, gruwelijke films, fragmenten of beelden wil ik vaak toch het naadje van de kous weten. Maar als ik mijzelf naast de bezoekers van shockwebsites leg, zie ik toch wel duidelijk verschillen in de sensatiezucht, het doel dat dit dient en de reacties die het oproept. Het label van ‘dader’ zal ik ook niet geheel van mij af kunnen schudden, omdat ik middels mijn werk het publiek toch confronteer met heftige, gruwelijke onderwerpen en beelden. Immers, ik ben van mening dat dit voor mij de beste werkwijze is, omdat extreme gevallen veel meer reactie opwekken dan wanneer ik heel summier dergelijke onderwerpen aan zou raken.
Het feit dat ik mij probeer in te leven in de aanstichters en daders betuigt mijns inziens toch naar een vorm van empathie.
Kortom, als persoon en als beeldmaker vervul ik verschillende rollen ten aanzien van mijn onderwerpen.

Een van de vele videoreacties op het filmpje ‘two girls one cup’.
Duidelijk zichtbaar zijn de heftige reacties van deze mariniers.
Bron: www.youtube.com

Dat heftig beeld een erg amorele representatie kan hebben kan ik erg goed illustreren met de volgende anekdote.
Tijdens mijn virtuele omzwervingen kom ik wel eens terecht op obscene websites die als doel hebben de bezoekers te shockeren met expliciete beelden van heftigheid, ranzigheid en smerigheid, de zogeheten shockwebsites. (bijv. rotten.com / facesofdeath.com / documentingreality.com) Dit is grofweg te verdelen in verschillende genres;
- pornografisch (extreme, expliciete, vaak fetisjistische beelden),
- medisch van aard (denk aan heftige onstekingen, open wonden),
- ongelukken (restanten van heftige ongelukken waarbij slachtoffers aan flarden zijn gescheurd),
- brute gewelddadigheid (beelden van soldaten die ‘thumbs up’ hun slachtoffers tonen, zoals de beelden uit de Abu Ghraib gevangenis, 2004).
Op een van deze websites kwam ik beelden tegen van een jonge vrouw wiens armen en benen waren verwijderd van haar romp en vervolgens naakt achtergelaten was. De reacties die eronder stonden waren van het kaliber “Nice tits!” en “I’d still fuck her!”. Banaler kan het eigenlijk niet.

Maar exact diezelfde foto was ik ook tegengekomen op een nieuwsblog over de Mexicaanse drugsoorlog. Na uitvoeriger onderzoek op deze blogs bleek de jonge vrouw de vriendin te zijn geweest van een man die betrokken was geweest bij een drugssmokkel. Vermoedelijk was ze verkracht, vermoord en achtergelaten door leden van het beruchte drugskartel Los Zetas. De vrouw is een van de duizenden onschuldige slachtoffers die jaarlijks vallen in de genadeloze strijd tussen verschillende rivaliserende kartels en de politie.

Dat een jonge vrouw op zo’n afschuwelijke wijze om het leven gebracht en achtergelaten wordt is al onvoorstelbaar. Maar dat beelden hiervan vervolgens op een obscene website terecht komen, contextloos, zonder enige duiding maakt het geheel nog afschuwelijker. Juist door het ontbreken van een context is het niet te voorkomen dat er deze reacties onder worden geplaatst. Beelden van een op diezelfde dag doodgeschoten Khaddaffi vinden bijvoorbeeld geen aftrek op een dergelijke website. Iedereen weet namelijk wie Khaddaffi was en waarom hij zo toegetakeld is. Het vertoon van geweld heeft zo een duidelijke context dat het veel meer is dan louter het beeld van een heftig toegetakelde, dode man.

Werkt censuur niet averechts?

Censuur maakt het haast extra aantrekkelijk om dit verbod te overtreden. Een verbod of taboe op iets geeft het een soort ondergrondse verleidelijkheid, het idee van de verboden vrucht. Zeker voor wie dit verbod opgesteld is, zoals kinderen en jongeren.

Ik herinner me nog heel goed hoe iedereen massaal de boeken van Ronald Giphart wilde lezen op de middelbare school. Niet omdat we het erover eens waren dat hij zo een begenadigd schrijver was, maar juist omdat het katholieke bestuur van de school deze literatuur weigerde op te nemen in de mediatheek vanwege de expliciete, seksuele passages.

De mens is van nature een nieuwsgierig wezen en bij velen van ons manifesteert zich dat ook wanneer we in verleiding worden gebracht om te kijken naar zaken die we eigenlijk liever niet zouden willen zien. Een voorbeeld hiervan was het beruchte filmpje ‘two girls, one cup’ dat enkele jaren geleden ‘viral’ ging en over heel de wereld werd bekeken door miljoenen mensen. Het betrof een pornografische scène bestemd voor fetisjisten waarin twee jonge, naakte vrouwen over elkaar heen ontlastten en braakten. Het werd een regelrechte trend om dit filmpje te bekijken of te tonen aan vrienden en de reacties met de webcam te filmen. Voor de personen die de video met geen mogelijkheid onder ogen wilden komen of uit konden zitten werd dit een manier om het beeld indirect te consumeren.

Als reactie op de beelden uit 'Without Sanctuary' heb ik een ingreep gedaan in een postkaart die ik ooit gekregen heb van een vriend die op vakantie in Mexico was.
Juist als schril contrast tegenover het beeld van het zonnige, tropische land waar velen het land als eerst mee associëren.

Zou er geen moreel, kritisch reflectief, contextueel kader moeten zijn voor heftig beeld?

Is censuur gewenst, en zo ja, in welke mate? En aan wie moeten we dit overlaten? Is het de taak van de overheid om in te grijpen en regels te schrijven over wat ons wel en niet getoond mag worden door de media of moet deze taak bijvoorbeeld aan de opvoeding overgelaten worden?

Of wellicht zou het kunnen worden opgenomen binnen educatie. Heftig beeld hoeft niet noodzakelijk verboden te worden, maar er dient wel een soort gevoeligheid of sensibiliteit te worden gekweekt om met dergelijke beelden om te gaan. Binnen censuur wordt al het aanbod aan beeld en informatie op voorhand gefilterd. Lijnrecht hiertegenover staat de optie waarin alles toegelaten wordt.

Ik ben van mening dat censuur de zaak vaak niet oplost, en dat het zelfs een averechts effect kan hebben. Het probleem is ook dat er vrijwel direct praktijken ontstaan die de censuur omzeilen. Het geweigerde materiaal is via bepaalde kanalen vrij toegankelijk. Maar omdat er geen kader voor dit beeld aangeboden wordt door de media is het slechts expliciet, gruwelijk beeldmateriaal, vaak niet meer en niet minder.

Er is naar mijn idee ook een immorele representatie en beeld van geweld. De presentatie ervan is vaak zonder kader, contextloos, zonder enige duiding. Hierdoor gaat het vaak een eigen leven leiden en krijgt het een nog banalere context. Journalistieke beelden van geweld en gruwelijke taferelen zijn vaak in essentie al banaal en heeft het tonen van deze beelden soms ook geen extra nieuwswaarde. Het verhaal achter de beelden, de context van de gebeurtenis of situatie is vaak veel complexer dan de gruwelijke daden die de beelden tonen.

Hoe sta ik zelf in de discussie over de rol en de noodzaak van censuur?

Het is duidelijk dat er niet met één maatstaf te meten is wanneer het aankomt op het vaststellen van een drempel van censuur. Simpelweg omdat heftige beelden niet dezelfde impact hebben op iedereen. Zo zijn er mensen die de ogen liever sluiten wanneer de nieuwslezer van het achtuurjournaal waarschuwt voor mogelijk schokkende beelden, maar zijn er ook mensen die heel stoïcijns de meest gruwelijke, groteske horrorfilms tot zich nemen. Hiertussen zit uiteraard nog een groot gebied van verschillende reacties op heftig beeldmateriaal.
Persoonlijk behoor ik tot de groep voor wie censuur een overbodige filter is. Als ik vanuit een heel egocentrisch standpunt zou beredeneren zou ik kunnen stellen dat de censuur mij belemmert bepaalde actualiteiten tot mij te nemen.

Er gebeuren natuurlijk ongelooflijk veel dingen over heel de wereld en slechts een heel klein deel hiervan vinden we terug in het nieuwsaanbod in ons land. Relevantie en actualiteit zijn uiteraard twee belangrijke peilers binnen het samenstellen van het nieuwsaanbod. Dit zijn twee factoren die niet door iedereen hetzelfde ingevuld zullen worden. Voor een moeder wiens zoon op vredesmissie in Afghanistan zit zal elk detail over de berichtgeving hierover relevant zijn, terwijl voor veel anderen een korte samenvatting van de ontwikkelingen al afdoende zal zijn.
Maar zijn er ook enkele algemene richtlijnen om te bepalen wanneer een nieuwsbericht relevant is? Wanneer er Nederlanders betrokken zijn bij een tragedie, ook al is dit niet met zekerheid te bevestigen, is het relevant genoeg om te berichten over een bus die ergens in de Pyreneeën van een een bergpad is gestort. En dat terwijl er geen woord over gerept zou worden wanneer de mogelijkheid van Nederlandse slachtoffers volledig uitgesloten zou zijn.
Er zijn voldoende heftige gebeurtenissen waar niet over bericht wordt, omdat het al een langere tijd speelt. Zo ook de Mexicaanse drugsoorlog. Deze is reeds gaande sinds 2006 en er vallen gemiddeld grofweg dertig slachtoffers per dag. Hierdoor heeft het de status van actueel verloren; begrijpelijk in mijn ogen.
Echter, de media storten zich van tijd tot tijd nog steeds op berichtgeving over de activiteiten rondom de gewelddadige Colombiaanse guerrillagroepering FARC en de betrokkenheid van de Nederlandse Tanja Nijmeijer, terwijl dit al vier jaar langer gaande is dan de Mexicaanse drugsoorlog.
Maakt die ene Nederlander in het gehele scenario dan zoveel verschil of zijn er andere factoren die een rol spelen bij de bepalen van de nieuwswaarde?

Als er wordt bericht over gruwelijkheden krijgen we de meest heftige beelden hiervan meestal niet te zien. De conventionele media filteren het nieuws voor ons. Zij weten wat we wel en wat we niet willen zien en op deze wijze komen we als kijker/lezer niet meer in aanraking met zwaar verontrustende beelden. De situatie die hierdoor kan ontstaan is dat we onszelf afschermen van wat we als samenleving of individu als ongewenst beschouwen. De informatie en beelden zijn echter wel vrij toegankelijk, maar worden niet via de conventionele media aangeboden. Sterker nog, voor veel beeld dat niet door de 'censuurmolen' komt wordt geen enkele context gecreëerd, waardoor het zonder kader rondzwerft op het immense wereldwijde web. Hierdoor ontstaat er mijns inziens een immorele weergave van geweld.  Denk hierbij aan het voorbeeld van het slachtoffer van de Mexicaanse drugsoorlog wiens borsten uitvoerig besproken werden op een shockblog.
Het morele vraagstuk lijkt niet meer zozeer te gaan over de gebeurtenis zelf en de aanleidingen die hieraan ten grondslag lagen, maar of het tonen ervan wel aanvaard is in onze samenleving. Schrijver en criticus David Campbell twitterde 'Today, our objection to the representation of pain and suffering is actually greater than our objection to pain and suffering itself.' [6] Dit lijkt inderdaad steeds meer het geval te zijn binnen de hedendaagse samenleving. Na de uitzending van de beelden van de dood van Khadaffi stroomden de reacties bij de redacties binnen. De hoofdtoon was verontwaardiging; niet zozeer over de manier waarop de Libische strijders hun voormalig leider toegetakeld hadden, maar over het uitzenden en tonen van deze beelden door de media.

Verscheidene beelden van de Mexicaanse drugsoorlog waarin ik ingrepen heb gedaan om de expliciete elementen uit het beeld te verwijderen, zonder dat ze al te veel aan (heftige) inhoud verloren.
1 Compilatie van verschillende nieuwsbeelden van de dood van Khadaffi.

2 De foto van het zwaar gehavende lichaam van Khadaffi welke op 21 oktober 2011 na het tonen in veel kranten veel tumult veroorzaakte.

We leven in een tijd waar beeld overheerst; het is overal om ons heen. Op de voorpagina van de krant, in bontgekleurde reclamefolders, op posters in het straatbeeld, in banners op internet, etc. En al deze beelden vragen om onze aandacht. Maar het is onmogelijk om al dit beeld aandacht te geven, dus maken we hier een schifting in. Deze kan gebaseerd zijn op bijvoorbeeld interesses. Zo ziet mijn door auto’s gefascineerde huisgenoot reclame-borden, spotjes, afbeeldingen, video’s waar ik ‘overheen kijk’, omdat ik dit absoluut oninteressant vind.

De conventionele media, kranten, journaals op televisie, tijdschriften, hanteren relatief strikte regels wanneer het aankomt op filtering van het nieuws. Wanneer beeldmateriaal als ongeschikt of ongepast beschouwd wordt, zijn er verschillende manieren waarop de media hiermee omspringen. Bij beelden met slechts enkele ongeschikte elementen, zoals onbedekte geslachtsdelen, borsten of billen wil er nog wel eens gebruik gemaakt worden van zwarte balken, vervagen of ‘pixelization’ om deze elementen uit het beeld te filteren.
Wanneer het beeld hevig geweld of mensen die sterven voor de camera, vermoord of geëxecuteerd worden bevat worden deze zelden tot nooit getoond. Dit is om het publiek te ontzien van schokkend, expliciet beeldmateriaal; voor onze eigen bestwil dus.

Toen op 20 oktober 2011 Khadaffi werd vermoord, berichtten verschillende media beelden van het zwaar toegetakelde stoffelijk overschot van de vermoorde Libische leider. Dit veroorzaakte nogal wat opschudding. Kranten ontvingen brieven van lezers die verklaarden ‘dergelijk beeld niet aan de ontbijttafel te willen zien’. Voor veel mensen was dit duidelijk een brug te ver.
En dat terwijl nadat de media verslag deden van de moord op Osama Bin-Laden een klein half jaar eerder de hele wereld schreeuwde om beeld hiervan. Toen dit vervolgens niet getoond kon worden aan het publiek (Denk hierbij aan het iconische beeld van de ‘Situation Room’ [2] ) ontstond er veel scepsis rondom de waarheid achter dit bericht. We leven immers in een ‘pictures or it didn't happen’ cultuur.
Enerzijds willen we dus wel beeld dat berichtgeving bevestigd of verifieert, maar anderzijds vallen we er massaal over wanneer deze beelden op de voorpagina van de krant worden getoond. Het is immers niet wanneer het ons, of erger nog ‘onze kinderen’ ongevraagd voorgeschoteld wordt.

De discussie over de noodzaak van censuur geraakt altijd op glad ijs wanneer het de beschermende functie krijgt voor kinderen. Want het immers de taak van ons, volwassenen om de kwetsbaardere zieltjes van kinderen in acht te nemen en te beschermen tegen onwelkome visuele confrontaties met bijvoorbeeld (expliciet) geweld, drugsgebruik, pornografie, etc. Voorbeelden hiervan zijn de kijkwijzer labels op films, televisieprogramma’s en games. [3] Ook hanteren, al zijn ze bijna nergens meer vindbaar, videotheken verschillende secties waar je onder een bepaalde leeftijd geen toegang hebt en kun je bij de meeste bibliotheken met je jeugdpasje geen boeken uit de volwassensectie lenen. Voor veel verschillende kanalen waar men informatie en beeld tot zich kan nemen zijn er verschillende maatregelen getroffen om kinderen te hoeden voor ongewenste confrontaties met schokkende inhoud.
Echter, het internet zit niet zo gestructureerd in elkaar dat er een duidelijke schifting van geschikte en ongeschikte inhoud kan plaatsvinden. Zo kun je, als ouder allerlei ‘safesearch filters’ activeren in de verschillende zoekmachines, maar geen van deze systemen is zo geavanceerd dat je kind geen (ongewilde) schokkende beelden te zien krijgt. Ook het bezit van smartphones (ruim 50%) en computers (ruim 60%) bij kinderen is geen vreemd verschijnsel meer. [4] Oftewel, het merendeel van de jeugd heeft ‘instant access’ tot internet.
Deze beschermende houding enerzijds, maar de laconieke houding jegens internettoegang vind ik bijzonder tegenstrijdig.

Verschillende beelden van afrekeningen in Mexico in 2011 en 2012 veelal gemaakt door anonieme journalisten.
Bron: www.blogdelnarco.com, www.mundonarco.com

Wat is de functie van het laten zien van geweld en gruwelijkheden?

Het tonen van geweld kan verschillende functies hebben. Gruwelijk beeld roept vaak heftige reacties en emoties op. Vandaar dat dergelijk beeld ook vaak ingezet wordt om actie te ontlokken. Denk hierbij aan propaganda (haat zaaien door gruwelijkheden aangericht door de tegenstanders te tonen), waarschuwingen of het aansporen tot hulp (bijv. reclamespotjes over doneren voor mishandelde dieren)
Zo schrijft Susan Sontag in haar ‘Kijken naar de pijn van anderen’ (2003) over het tonen van vermoorde Israëlische kinderen aan de verschillende fronten. Zo wordt enerzijds de haat jegens de Palestijnen gevoed door het te tonen als slachtoffers van Palestijnse strijders. Anderzijds wordt hetzelfde beeld getoond om de Israëliërs te verafschuwen dat zij achteloos hun eigen kinderen afschieten in de strijd. Tegelijkertijd komen deze beelden via kranten of journaals onze huiskamers binnen om ons een beeld te geven van hoe heftig het er aan toe gaat in het Midden-Oosten.
Driemaal hetzelfde beeld, maar met een verschillende context om verschillende doeleinden na te streven. Zo is het voor de Palestijnen en Israëliërs van groot belang welke nationaliteit het kinderlijke slachtoffer heeft, maar is dat voor ons als buitenstaander van significant kleiner belang, omdat de beelden niet getoond worden om haat te zaaien tegen een van de kampen.

Ik vind vooral het tonen van deze gruwelijke beelden aan een buitenstaander, een derde partij interessant. Daartoe behoor ik zelf namelijk ook en juist daar vindt naar mijn mening de meeste frictie tussen beeld en ontvangers plaats, omdat de vanzelfsprekendheid om deze beelden te tonen er niet is. Juist wanneer we niet direct deel uitmaken van een oorlog, een aanslag of een conflict is de functie louter informerend. Omdat het niet als doel heeft de ontvanger tot actie aan te sporen rijst de vraag wat de functie van het tonen van gruwelijke beelden dan is. Omdat verslag doen vaak ook adequaat kan zonder deze beelden zijn er richtlijnen voor het tonen hiervan in het leven geroepen.
Sinds het bestaan van journalistiek wordt er al verslag gedaan van conflicten, oorlogen en gruwelijkheden waar wij, als publiek geen directe rol binnen hebben. Voor de komst van fotografie gingen verslagen vaak gepaard met tekeningen en schilderijen die een impressie gaven van wat zich elders afspeelde. Deze beelden werden ook beschouwd als ‘een voorstelling’ van de werkelijkheid die door de journalist was waargenomen. Maar toen deze tekeningen en schilderijen werden vervangen door fotografische beelden van ‘de werkelijkheid’ werden beelden al heel snel erg bepalend voor een reportage. [1]
Zo zijn het de beelden van uiteengereten lichamen en door napalm verminkte kinderen die als eerste in onze gedachten omhoog komen wanneer we aan de Vietnamoorlog denken.

De functie die het tonen van dergelijke gruwelijkheden draagt is vaak van journalistieke aard; het laten zien hoe (heftig) het er aan toe gaat in het desbetreffende gebied.

Without Sanctuary, Photographs and postcards of Lynching in America (2005) - Collectie van James Allen & John Littlefield.

Postkaart van het verkoolde lichaam van Jesse Washington opgehangen aan een electriciteitspaal (1916)
Filmstill uit Hostel (2005)Filmstill uit Jason X (2001)

Waar ligt de scheiding tussen non-fictie en realistische fictie?

De mogelijkheden van de hedendaagse cinema om extreem gewelddadige taferelen zo realistisch mogelijk weer te geven zijn visueel van een zeer hoog niveau. Een filmscène en mediabeeld zijn soms alleen maar van elkaar te onderscheiden door de aanwezigheid van geijkte, filmische elementen in de eerste. Zo herkennen we een filmscène aan het gebruik van kunstmatige belichting, de aanwezigheid van (film)muziek of de hoge mate van details/beeldkwaliteit.
Toen het genre ‘gore-horror’ in de jaren ’80 opkwam was fictief beeld te herkennen aan groteske, overdadig bebloede kunstledematen die in het rond vlogen, waterig bloed dat alle kanten op spoot of andere elementen die direct als 'niet echt' herkend kunnen worden. Iedereen zou direct meerdere punten aan kunnen wijzen waarop deze films duidelijk verschilden met de werkelijkheid.
Echter, films van vandaag zijn visueel zo realistisch dat je als kijker amper tot geen details aan kunt wijzen die erop duiden dat het fictief is. Zo zien we in The Texas chainsaw massacre: The beginning (Jonathan Liebesman, 2006) heel gedetailleerd verschillende personen in tweeën gezaagd worden met een kettingzaag, zonder dat we kunnen zien dat het special effects of trucages zijn.

Waarom kan RTL5 om half negen ‘s avonds wel een visueel realistische horrorfilm tonen, maar wordt het journaal streng gefilterd op beeldmateriaal dat als schokkend zou kunnen worden ervaren? Het verschil zit hem dus niet in het visuele aspect van het schokkende beeldmateriaal, maar simpelweg de wetenschap dat de film op RTL5 niet echt is en hetgeen waarover wordt bericht in het journaal wel. Het zit hem dus in de aard en de context van het beeld.

We zijn gewend zijn om gewelddadige en gruwelijke beelden tot ons te nemen als fictie. En binnen deze fictie zijn de grenzen veel verder opgerekt dan binnen de journalistieke wereld. Daar waar de discussie over censuur in de journalistiek al opwelt bij het tonen van bebloede lichaam van Khadaffi is een film waarin tientallen mensen letterlijk aan stukken worden getrokken nog geoorloofd om te tonen, al dan niet gelabeld door Kijkwijzer. Pas zodra er een ziekelijk idee achter al deze gruwelijkheden zit kan een film daadwerkelijk in opspraak raken. Het betreft vaak beweeg-redenen van een moordenaar/dader die verder gaat dan het handelen vanuit emoties als woede of wraak, het moorden vanuit politiek/religieus standpunt of omdat de deze simpelweg een gewetenloos monster is met een oeverloze drift tot moorden. Denk hierbij aan
Denk hierbij aan erkende geestesziektebeelden, zoals in films als A clockwork orange (Stanley Kubrick, 1971), Salò (Pier Paolo Pasolini, 1975), I spit on your grave (Meir Zarchi, 1978), C’est arrivé pres de chez vous (Rémy Belvaux, André Bonzel & Benoît Poelvoorde, 1992), Saw (James Wan, Lee Whannel, 2004) of Srpski film (“A Serbian Film”, Srdjan Spasojevic, 2010). Hierin spelen thema’s als verkrachting, pedofilie, necrofilie, sadomasochisme, sadisme, godcomplex, megalomanie een grote rol.
Misschien is het omdat dit de werkelijkheid meer benadert dan veel andere gewelddadige, gruwelijke films.

Ook controversiële en verboden videogames bevatten dergelijke aspecten. Zo zijn er ongelooflijk veel games waarin je als speler honderden anderen afknalt, doormidden zaagt of neersteekt, die slechts het leeftijdslabel 16+/18+ dragen. De spellen Manhunt (Rockstar Games, 2003) en het vervolg Manhunt 2 (2006) raakte in heftige opspraak. De speler bestuurt een ontsnapte dodencelgevangene wiens taak het is om mensen op gruwelijke wijze om het leven te brengen voor een man die dit als ‘snuff’ film wil gebruiken. (Een snuff film is een film dat een echte dood of een moord op een persoon of personen toont, zonder de hulp van special effects, met het uitdrukkelijke doel van de distributie, entertainment of financiële uitbuiting. Het is een underground genre dat slechts in heel kleine, strict geheime kringen wordt gedistribueerd.) In veel andere gewelddadige spellen heeft het personage dat gespeeld wordt vaak allerlei motieven voor hun daden, maar zodra het personage slechts moordt voor de lol lijkt het dadermotief ook deels bij de speler te liggen.

De grens van algemene aanvaardbaarheid wordt bereikt wanneer het fictieve geweld dichterbij de werkelijkheid komt dan slechts visueel realistisch beeld.

Maakt het vervaardigen van visueel geweld je een “dader”?

De eerste film uit de horrorfilmreeks Saw (James Wan & Lee Whannell, 2004 - 2010) kwam uit in 2004. De film werd heel verschillend ontvangen door het publiek en de media. Veel critici bestempelden de film als ‘onsmakelijk, controversieel en misselijkmakend’. Een terugkerend element in de filmreeks zijn de opstellingen, machines en vallen waar personages op gruwelijke wijze gemarteld worden om zodoende hun ‘recht op leven terug te verdienen’.
Tijdens een interview met de regisseurs van de film, James Wan en Leigh Whannell kregen de heren het verwijt dat ze een zieke geest zouden hebben om tot zulke scènes te kunnen komen. De journalisten waren het er over eens dat een gezond, rechtschapen persoon niet tot een verhaal van een dergelijk kaliber zou komen.
Als respons op deze conclusie gaven de heren de, in mijn ogen best mogelijke reactie “Wij gaan even koffie halen. Als we over vijf minuten terugkomen willen we graag van ieder van jullie tien verschillende wijzen om iemand op gruwelijke wijze om het leven te brengen.” [7]

Toen ik dit bij mijzelf naging, had ik daar absoluut geen vijf minuten voor nodig. Dit kon twee dingen betekenen; ik behoorde tot hetzelfde slag ‘zieke geesten’ als de heren Wan en Whannell ofwel we zijn allemaal in staat om dergelijke gedachtegangen aan te boren. Echter, met mijn interessegebied zijn beide antwoorden een optie. Toen ik dezelfde vraag stelde aan anderen met een duidelijke afkeer voor alles wat expliciet, schokkend beeld bevat, ontdekte ik dat zij veel meer morele barrières hadden bij het vormen van een antwoord. Deze varieerden van het gevoel dat het niet ‘hoort’ om zulke gedachten toe te laten tot het zich generen antwoord te geven of zelfs schrikken van eigen gedachten. Maar uiteindelijk kwamen ook zij met beestachtige moordscenario’s voor de dag. We kunnen dus allemaal dergelijke gedachtegangen creëren; de een met meer morele scrupules dan de ander.

Mijn antwoorden op de vraag van de regisseurs zijn niet gestoeld op fascinaties deze uit te voeren of oprechte haatgevoelens jegens anderen. Ze vloeien voort uit (expliciete) beelden die ik tot me heb genomen via verschillende media, films, videogames of literatuur. Dit zal voor vrijwel iedereen gelden, want we ontkomen niet aan beeld van geweld in het dagelijks leven. Maar vanwaar de gêne om hier je gedachten over te laten gaan? Waarom werden de regisseurs van Saw verweten zieke geesten te hebben?

Geweld roept altijd negatieve connotaties bij ons op. Er is bij geweld namelijk sprake van een dader- en een slachtofferrol. Ons gevoel zegt vaak mee te leven met het slachtoffer en de dader te verafschuwen, mits er sprake is van een vergelding of wraak. Het ‘an eye for an eye’-motief kan vaak voor een legitimering van geweld worden gezien, omdat de dader in eerste instantie het slachtoffer geweest is. Geweld impliceert ook een machtsverschil tussen de dader en het slachtoffer, waarbij de eerstgenoemde dit inzet om tot actie te komen. [8]
Maar zit ons dagelijks leven niet vol met situaties waar een machtsverschil een (grote) invloed heeft op de gang van zaken? Dit leidt echter niet tot fysiek gewelddadige uitingen, maar er is over soms niet veel nodig om iemand gepikeerd of vloekend achter te laten. Denk aan perrons vol met boze, vloekende reizigers wanneer een trein niet rijdt. Deze irritatie uit zich vaak in verbaal geweld (of indirect verbaal in de vorm van sms’jes, tweets of facebook posts).
De stap naar fysiek gewelddadig handelen ligt echter nog een fikse stap verder, maar desalniettemin zou je het kunnen beschouwen als een vergrotende trap van verbaal geweld.
Ondanks het volgens de algemeen heersende normen en waarden deze gedachten niet thuishoren in een vreedzame samenleving is het duidelijk dat velen deze gedachten wel kunnen expliciteren.
Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom geen van de journalisten daadwerkelijk in wilde gaan op de vraag van James Wan en Leigh Whannell.

Videoboodschap die Seung-Hui Cho de media toezond nadat hij 33 studenten en docenten had doodgeschoten op Virginia Tech University in 2007.

Wat wil ik als beeldmaker vertellen door dergelijke onderwerpen aan te halen?

De keuze in de onderwerpen die ik binnen mijn werk aanhaal zijn zelden licht verteerbaar. Schietpartijen op highschools, doodsbedreigingen op Twitter, werken met expliciet beeld van de Mexicaanse drugsoorlog dat de censuur nooit zal passeren.
Ik ben altijd erg gefascineerd door extremen in het menselijk handelen. Toen ik bijvoorbeeld in 2007 het nieuwsbericht hoorde over een Amerikaanse student die 32 medestudenten en docenten had neergeschoten op Virginia Tech was mijn eerste gedachte niet ‘Wat bezielde die jongen?’ zoals compleet medialand de toon zette in hun berichtgeving. Ik vroeg me bij mezelf af of ik in staat zou zijn om zover te gaan en wat voor situatie hiervoor nodig zou moeten zijn.

Binnen mijn werk kaart ik ook dergelijke onderwerpen aan. Niet zozeer om iets over een gebeurtenis of fenomeen zelf te zeggen, maar juist over de manier waarop de media hierop reageert en op welke wijze dit zijn weerslag heeft in de opvattingen hierover binnen de maatschappij. Met mijn werk wil ik een relativerende invalshoek tonen die naar mijn mening soms simpelweg ontbreekt in de manier waarop bepaalde onderwerpen door de media worden belicht.

Van kinds af aan heb ik altijd al een onverklaarbare fascinatie voor heftige zaken. Ik herinner me nog goed dat ik als jongetje (ik schat een jaar of negen) een boek uit de volwassensectie van de bibliotheek had meegesmokkeld naar huis. Het was een boek met foto’s van de Vietnamoorlog.
Dat was mijn eerste aanraking met expliciet, non-fictief geweld. Ik was geshockeerd geïntrigeerd door beelden van soldaten die flarden vasthielden wat ooit een kind was geweest wat op een mijn gestapt was. Waarom ik zo gefascineerd was door het boek weet ik niet exact. Ik heb er wel veel nachtmerries aan overgehouden destijds. Het idee dat er parallel aan mijn eigen leven ook mensen een leven leiden waar geweld, diepe ellende en de dood een alledaags verschijnsel is, was voor mij moeilijk voor te stellen.

Nu, jaren later ben ik nog steeds gefascineerd door de extremen binnen het menselijk handelen in situaties waar de oude leefregels niet meer opgaan. Ik ben van mening dat nagenoeg ieder mens in staat is om de meest gruwelijke dingen te doen, als de situatie er naar is.
Verschillende experimenten hebben aangetoond dat doodgewone mensen in staat zijn om handelingen te verrichten die men normaliter toe zou schrijven aan zieke geesten, psychopaten, sadisten, etc.
Het Stanford Prison Experiment (aan de Stanford University, 1971) toonde aan hoe een fictief rollenspel waarin de deelnemers verdeeld werden in twee kampen, gevangenen en bewakers binnen aanzienlijk korte tijd uit kan monden in het vertoon van machtsmisbruik, geweld, hevig treiteren en zelfs marteling. Na zes van de veertien voorziene dagen werd het experiment afgebroken, omdat de wetenschappers vreesden voor verdere ontsporing van het machts-misbruik van ‘de bewakers’. In de film Das Experiment (Oliver Hirschbiegel, 2001) wordt het experiment geëxtrapoleerd en valt er zelfs een dode in het experiment. Ondanks dat de deelnemers aan het experiment waren geselecteerd op hun psychologische stabiliteit, toont het aan dat vrijwel ieder mens in staat is om vrij snel te veranderen in een sadist.
Ook het Milgram Experiment (aan de Yale University,1974) toonde aan dat de deelnemers in staat waren opdrachten uit te voeren die in strijd waren met hun persoonlijk geweten. In het experiment waarin de deelnemers in de veronderstelling waren dat het ging om een geheugenstudie, maar in werkelijkheid werd getest in hoeverre de testpersonen gehoorzaamden aan een de professor die het experiment leidde om een andere persoon hoge voltages toe te dienen.

Hannah Arendt schrijft in haar ‘Banaliteit van het kwaad’ (1963) over Adolf Eichmann. Ze bestudeerde de processen en het werk van Eichmann, die de hoofdrol speelde in Hitler's Endlösungsprogramma. [11]
Volgens Arendt was niet zozeer de aanwezigheid van kwade bedoelingen, maar het ontbreken van kritisch denkvermogen en de kritiekloze opvolging van bevelen van hogerhand die ertoe hebben geleid dat er zo veel joden structureel vernietigd werden.

Het idee dat de mens als doelgericht wapen ingezet kan worden om de meest gruwelijke dingen voor elkaar gespeeld te krijgen vind ik angstaanjagend fascinerend. Sigmund Freud schrijft dat ons geweten onze ongestuurde, ongeremde driften beheerst. Het geweten is onderhevig aan normen en waarden die ons opgelegd worden door opvoeding, de maatschappij waar we in leven en de verwachtingen die anderen van ons hebben. [12] In onze samenleving zou het ondenkbaar zijn wanneer we iedereen die er andere ideeën op nahoudt van kant zouden maken. Dit zijn radicale ideologieën die weer neigen radicalisme.
Echter, wanneer we kijken naar oorlogssituaties zien we hoe rechtschapen burgers kunnen veranderen in moordenaars en verkrachters. De normen en waarden van een gebalanceerde maatschappij gaan dan niet meer op. Tijdens oorlogssituaties schakelt men haast terug naar een primitieve overlevingsdrang. In de strijd op leven en dood veranderen maatschappelijke normen en waarden.

Het verschil tussen ons en de Mexicanen die anderen onthoofden zit naar mijn mening dus ook niet in de persoonlijkheid of de menselijke psyche, maar louter de stempel die de situatie waarin zij zich bevinden drukt op het geweten en diens handelswijze.